Charles Ducal : speech
Dames en heren,
Ik draag geen kameelharen kleed en ook geen herdersstaf, maar ik voel me op dit moment toch enigszins verwant met Johannes de Doper. Niet zozeer omdat hij een roepende in de woestijn was dan wel omdat hij een voorloper en wegbereider was.Ik had twee jaar lang de eer de kinderschoenen te mogen dragen van het project Dichter des Vaderlands en heb in die tijd – al zeg ik het zelf – redelijk vaak geroepen, zo hard als dat in de poëzie mogelijk is, zonder haar te verraden. En ik weet eigenlijk niet goed hoe dat roepen is overgekomen, al merk ik dat nu mijn opdracht er op zit de medewerking vanuit de mediawereld toch wat is toegenomen en er zelfs wat meer geld uit de lucht is komen vallen om het project uit te dragen. U zou dat op twee manieren kunnen verklaren. Ofwel deed de eerste Dichter des Vaderlands het al bij al nog zo slecht niet en heeft hij vertrouwen gewekt in de zin, de levensvatbaarheid en de kwaliteit van het project. Wat ik dan uiteraard als een compliment beschouw. Ofwel denkt u – we zijn eindelijk van hem af – wat ik als een nog veel groter compliment beschouw.
Als u wil weten hoe ik op twee jaar Dichter des Vaderlands terugkijk, mag ik u misschien naar dit boek verwijzen, waarin niet alleen 35 gedichten staan die ik als Dichter des Vaderlands heb geschreven voor kranten, organisaties, speciale gelegenheden, tijdschriften en individuen – in het Frans, in het Nederlands en deels ook in het Duits –, maar ook een uitgebreide nabeschouwing over mijn opdracht. Ik zou wat daarin staat kunnen samenvatten in twee punten, de twee belangrijkste doelstellingen die het project mij meegaf twee jaar geleden.
Eén: de poëzie uit haar niche halen en verbinden met het maatschappelijke door te schrijven over zulke dagelijkse realiteiten als school, werk, armoede, oorlog en terreur, verzet, vluchtelingen, ziekte, vakantie, geboorte en pensioen. U gelooft het misschien niet, maar het staat er allemaal in, en zelfs nog wat meer. Op die manier heb ik als Dichter des Vaderlands niet alleen het podium van festivals, lezingen en officiële gelegenheden bestegen, maar ook de school opgezocht, de vakbond, het sociale middenveld, de kleine initiatieven aan de basis en de straat.
Deux: traverser dans la poésie la frontière linguistique afin de poursuivre sur le plan culturel l’intérêt réciproque et la coopération, et afin de ne pas accepter un nationalisme étroit qui oppose les régions l’une contre l’autre. Je me suis rendu plusieurs fois en Belgique francophone, ma maîtrise du français s’est améliorée et j’ai rencontré pas mal de confrères francophones, que j’ai fort appréciés. Néanmoins, le projet n’a pas encore suffisamment conquis – malgré beaucoup d’efforts – la Belgique francophone et encore moins la Belgique germanophone. On ne peut pas bousculer en deux ans, par un modeste projet culturel, un mur érigé pendant des décennies d’isolement et d‘ aliénation.
Voilà pourquoi nous nous trouvons depuis un an déjà côte à côte, Laurence et moi, et (que) cette réunion n’est au fond qu’un échange de titres. Elle, mon ambassadrice jusqu’aujourd’hui, devient Poète National, et moi je deviens son ambassadeur. Avec beaucoup de plaisir, d’ailleurs. Vraiment, il n’existe pas de meilleur argument que cette poétesse pour défendre en Flandre l’intérêt pour la poésie et la culture de nos compatriotes francophones. Pas besoin de l’encenser, elle vous conquiert sans peine et tout naturellement, comme nous avons pu le constater plusieurs fois lors de notre petit tour littéraire dans quelques villes en Flandre. Laurence et moi, nous ne nous ressemblons pas. En poésie nous sommes plutôt aux antipodes en ce qui concerne la mentalité, le style et la vision poétique. Et néanmoins, je pense que nous formons un beau couple. Parce ce que tous les deux nous trouvons une grande joie à pouvoir lire et promouvoir une poésie qui n’est pas la nôtre et que nous ne serions pas capables d’écrire. Une poésie qui, justement pour cette raison, nous enrichit. Ceux qui pensent que la Flandre et la Wallonie ne peuvent pas collaborer, ne nous ont jamais vus en action.
Ich habe mich soeben mit Johannes dem Täufer verglichen, möchte aber keineswegs suggerieren, ein einsam Rufender in der Wüste gewesen zu sein. Ich habe meine Aufgabe allmählich immer mehr als großes Geschenk betrachtet. Ich habe derart viele positive Stimuli und ermutigende Reaktionen von so vielen Menschen aus dem literarischen und gesellschaftlichen Bereich erhalten, dass ich froh darüber bin, diesen Kelch nicht an mir vorübergehen gelassen zu haben. Übersetzer, Filmemacher, Grafikkünstler und Musiker haben mich ausgehend von ihrer Begeisterung und Fachkenntnis reich beschenkt, und die organisierenden Teams haben mich auf herzerwärmende Art unterstützt. Herzlichen Dank euch allen!
En uiteraard wil ik ook Laurence niet aankondigen als een nieuwe messias. Zij zou gruwen bij het idee. Al zal zij de kinderen ongetwijfeld tot zich laten komen, de doven en stommen een stem geven, de farizeeërs beschamen en het water van onze taal veranderen in de wijn van de poëzie. Want er zijn wonderen in de maak. Zorg dat u ze niet mist.
Twee jaar geleden heb ik op deze plaats mijn eerste gedicht gelezen. Ik wil besluiten door een van de laatste gedichten die ik voor onze mediapartners schreef voor te lezen. Een gedicht over de voor mij meest Belgische plek in ons land: onze kust.
Charles Ducal
Gedicht : Das Meer.